ECLI:NL:CRVB:2020:1759
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten psycholoog zoon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De appellante had op 11 oktober 2017 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een psychologische test voor haar zoon, die zij vooraf had betaald met geleend geld van haar broer en tante. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat deze was ingediend na de betaling en het verzoek in feite een aanvraag om bijstand voor het aflossen van een schuld betrof, waarvoor geen bijstand kan worden verleend. De rechtbank heeft de afwijzing van het college bevestigd.
Appellante voerde aan dat er zeer dringende redenen waren om de bijstand toch te verlenen, omdat zij anders haar zoon uit huis zou moeten plaatsen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante niet had aangetoond dat haar bestaansvoorziening in gevaar was door de schuld aan haar broer en tante. Ook was niet aangetoond dat er geen andere oplossingen waren, zoals gespreide aflossing van de schuld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was.
Daarnaast voerde appellante aan dat de afwijzing in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, omdat het niet inschakelen van de psycholoog zou leiden tot onjuiste gronden voor de uithuisplaatsing van haar zoon. Ook deze beroepsgrond werd verworpen, omdat appellante het oorzakelijk verband niet had aangetoond. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.