ECLI:NL:CRVB:2020:1753
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die na een bedrijfsongeval ziek was geworden, had zijn ZW-uitkering aangevochten. Het Uwv had vastgesteld dat hij, na een medisch onderzoek, in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en had zijn uitkering per 14 juli 2017 beëindigd. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. In hoger beroep voerde appellant aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn psychische klachten niet voldoende waren onderzocht. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en stelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellant zoals vastgesteld door het Uwv. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.