Uitspraak
18.6186 PW
22 oktober 2018, 18/2668 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, vertegenwoordigd door mr. drs. P. van Wegen, had hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De intrekking vond plaats na een opschorting van de bijstand, omdat de appellant niet de gevraagde inlichtingen had verstrekt. Het college had de bijstand per 1 november 2017 opgeschort en verzocht om de benodigde documenten aan te leveren voor 11 december 2017. Aangezien de appellant hier niet op reageerde, werd de bijstand per 1 november 2017 ingetrokken.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de intrekking ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij bezwaar had gemaakt tegen het opschortingsbesluit, maar de Raad oordeelde dat dit bezwaar niet voldoende was onderbouwd. De Raad bevestigde dat de appellant niet tijdig de gevraagde informatie had verstrekt en dat hem dit te verwijten viel. De Raad benadrukte dat het ontvangen van post tot de eigen verantwoordelijkheid van de appellant behoort en dat het college niet verplicht was om op een andere manier contact op te nemen.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat aan de voorwaarden voor intrekking van de bijstand was voldaan en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.