ECLI:NL:CRVB:2020:17
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
Op 8 januari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Het Uwv had de WGA-loonaanvullingsuitkering van appellante beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante had zich in 2007 ziek gemeld met psychische klachten en had in de jaren daarna verschillende uitkeringen ontvangen. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, concludeerde het Uwv dat appellante niet meer voldeed aan de voorwaarden voor de WGA-uitkering.
De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. Appellante voerde in hoger beroep aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De Raad benadrukte dat het Uwv bevoegd is om de mate van arbeidsongeschiktheid te herbeoordelen en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden om hun oordeel te onderbouwen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en de beëindiging van de WGA-uitkering.