ECLI:NL:CRVB:2020:1677

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
19/59 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, geboren in 1988, die psychische klachten ervaart. Appellant had op 10 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een beoordeling van zijn arbeidsvermogen, omdat hij door zijn psychische klachten niet kon functioneren. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de Wajong-uitkering op basis van de conclusie dat appellant op dat moment over arbeidsvermogen beschikte, ondanks zijn ernstige psychiatrische ziektebeeld, namelijk schizofrenie.

De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen, die stelden dat appellant, ondanks zijn psychische aandoening, in staat was om gedurende ten minste vier uur per dag te werken.

Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikte en dat hij door zijn psychische klachten niet in staat was om instructies van een werkgever te begrijpen en uit te voeren. De Raad oordeelde echter dat de arbeidsdeskundige overtuigend had gemotiveerd dat appellant over de benodigde vaardigheden beschikte en dat hij de taak van 'handmatig bestukken' kon verrichten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

19 59 WAJONG

Datum uitspraak: 30 juli 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
19 december 2018, 18/1377 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A. el Idrissi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. El Idrissi en door A. Ouazizi als tolk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Breevoort.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren [in] 1988, heeft op 10 mei 2017 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Daarbij is vermeld dat appellant aanspraak maakt op een uikering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) omdat hij door psychische klachten niet kan functioneren. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van 3 juli 2017 heeft het Uwv aan appellant een Wajong-uitkering geweigerd omdat appellant nu geen arbeidsvermogen heeft, maar de verwachting is dat hij dit in de toekomst mogelijk wel heeft.
1.2.
Bij besluit van 21 februari 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 3 juli 2017 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard onder de gewijzigde motivering dat appellant op dit moment over arbeidsvermogen beschikt en hij op die grond geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd toegelicht dat de vele beperkingen van appellant adequaat zijn weergegeven. Hij heeft gemotiveerd dat de in de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid opgenomen indicatiegebieden voor een urenbeperking niet in die mate aanwezig zijn dat vier uur arbeid per dag onmogelijk is. Verder heeft hij inzichtelijk beargumenteerd dat appellant aangesloten gedurende één uur kan werken aangezien er geen sprake is van een ernstige verstandelijke beperking waardoor binnen het uur herhaalde bijsturing noodzakelijk is en ook niet van een dermate gestoord concentratievermogen dat appellant niet gedurende één uur met een (eenvoudige) taak bezig zou kunnen zijn. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, overtuigend heeft gemotiveerd dat appellant beschikt over basale werknemersvaardigheden. Appellant kan dagelijkse routinehandelingen uitvoeren, hij kan communiceren en hij kan zich al dan niet met hulpmiddelen afspraken herinneren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de ontwikkeling van vaardigheden mogelijk is met ondersteuning en begeleiding in de praktijk en dat appellant op basis van instructies met herhaling, duidelijkheid en toetsing nieuwe zelfstandige taken en een werkroutine kan aanleren. Deze toelichting heeft de rechtbank niet onjuist geacht.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt omdat hij vanwege zijn beperkingen niet in voldoende mate in staat is om instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Daarnaast heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hij last heeft van stemmen in zijn hoofd en hij daardoor niet in staat is om gedurende ten minste een aaneengesloten uur voldoende aandacht op het werk te blijven richten. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tijdens de hoorzitting geconstateerd dat appellant af en toe wat afwezig is. Appellant heeft verder aangevoerd dat hij in het verleden meerdere keren opgenomen is geweest in verband met psychotische periodes en dat er om overbelasting te vermijden reden is voor een preventieve urenbeperking van meer dan vier uur per dag. Tot slot heeft appellant de Raad verzocht om een verzekeringsarts als onafhankelijke deskundige te benoemen.
3.2.
Het Uwv heeft, mede onder verwijzing naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Op grond van artikel 1a:11, tweede lid, van de Wajong kan een recht op Wajong-uitkering niet eerder ontstaan dan op de dag waarop de aanvraag daartoe werd ingediend.
4.1.2.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van de Raad van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
4.2.
Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat appellant op het moment dat hij de aanvraag indiende (10 mei 2017) arbeidsvermogen had en er om die reden geen recht op Wajong-uitkering bestaat.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank dat het onderzoek van de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest, wordt gevolgd. Dit geldt ook voor het oordeel dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen dat appellant, hoewel bij hem sprake is van een ernstig psychiatrische ziektebeeld (schizofrenie), op medische gronden beschikt over arbeidsvermogen. De verzekeringsartsen hebben aangegeven dat appellant in het verleden enkele malen is opgenomen in verband met psychoses. Uit de informatie van de behandelend psychiater blijkt echter dat appellant, voordat hij laatstelijk in oktober 2014 psychotisch decompenseerde als gevolg van het staken van zijn medicatie, jarenlang psychisch stabiel was. Gelet op het behandelplan van december 2016 is appellant na zijn ontslag uit de psychaitrische kliniek in oktober 2015 psychisch stabiel gebleven en zijn agressie en psychotische verschijnselen niet meer waargenomen. Appellant neemt zijn medicatie en begrijpt het nut daarvan. Tijdens het spreekuur van de primaire verzekeringsarts was sprake van een taalbarriere, maar was appellant adequaat in zijn verhaal en presentatie. Uit het dagverhaal bleek dat appellant zelfstandig woonde en tot verschillende activiteiten kwam zoals persoonlijke verzorging, huishoudelijke taken, boodschappen doen en reizen met OV of fiets. Appellant blijkt afspraken na te kunnen komen, opdrachten op te kunnen volgen en hij kan met autoriteit omgaan. De verzekeringsartsen hebben aangegeven dat appellant vanuit zijn functiestoornis onder meer beperkingen heeft in activiteiten die te maken hebben met het hanteren van stress of andere mentale eisen, zoals plotselinge veranderingen, storingen/onderbrekingen, deadlines of productiepieken, hoog handelingstempo, omgaan met problemen van anderen, conflicthantering, intensief samenwerken met collega’s, veel mensen om hem heen of een hectische werkomgeving. Er zijn herhalingen en een praktisch benadering nodig bij het aanleren van nieuwe taken. Daarnaast is een vertrouwde, duidelijke en overzichtelijke werkomgeving en een begripvolle leidinggevende nodig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat, wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan, appellant tenminste vier uur per dag belastbaar is en gedurende tenminste een periode van een uur aaneengesloten kan werken, en dat het feit dat appellant tijdens de hoorzitting in bezwaar af en toe wat afwezig was, geen aanleiding geeft hier anders over te denken. Nu er geen twijfel bestaat over dit standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
4.4.
De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat het arbeidskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat appellant beschikt over basale werknemersvaardigheden en hij de taak van ‘handmatig bestukken’ kan verrichten. Wat betreft de stelling van appellant, dat hij deze taak niet kan uitvoeren omdat er teveel collega’s aanwezig zouden zijn, wordt overwogen dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overtuigend heeft gemotiveerd dat in de taak weliswaar in de nabijheid van collega’s wordt gewerkt, maar dat er geen sprake is van intensieve samenwerking of van een hectische werkomgeving waarin afleiding aan de orde is door activiteiten van anderen.
4.5.
Gelet op 4.3 en 4.4 heeft de rechtbank het Uwv terecht gevolgd in zijn standpunt dat appellant op 10 mei 2017 (datum aanvaag) beschikte over arbeidsvermogen en appellant om die reden geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
4.6.
De overwegingen in 4.2 tot en met 4.5 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers in tegenwoordigheid van C.M. van de Ven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2020.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) C.M. van de Ven