ECLI:NL:CRVB:2020:1677
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, geboren in 1988, die psychische klachten ervaart. Appellant had op 10 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een beoordeling van zijn arbeidsvermogen, omdat hij door zijn psychische klachten niet kon functioneren. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de Wajong-uitkering op basis van de conclusie dat appellant op dat moment over arbeidsvermogen beschikte, ondanks zijn ernstige psychiatrische ziektebeeld, namelijk schizofrenie.
De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen, die stelden dat appellant, ondanks zijn psychische aandoening, in staat was om gedurende ten minste vier uur per dag te werken.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikte en dat hij door zijn psychische klachten niet in staat was om instructies van een werkgever te begrijpen en uit te voeren. De Raad oordeelde echter dat de arbeidsdeskundige overtuigend had gemotiveerd dat appellant over de benodigde vaardigheden beschikte en dat hij de taak van 'handmatig bestukken' kon verrichten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.