ECLI:NL:CRVB:2020:1676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens niet-ingezeten status op achttiende verjaardag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een Wajong-uitkering had aangevraagd. De aanvraag was eerder door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat de appellant op de dag dat hij achttien jaar werd, niet als ingezetene van Nederland kon worden beschouwd. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant, geboren op Curaçao, stelde dat hij op zijn achttiende verjaardag in Nederland woonde, maar kon dit niet objectief onderbouwen. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor ingezetenschap, aangezien hij op zijn achttiende verjaardag nog in Curaçao woonde en pas na deze datum uitgeschreven werd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de hardheidsclausule niet van toepassing was. Wel werd erkend dat het Uwv de appellant niet had gehoord in de bezwaarprocedure, maar dit gebrek leidde niet tot een andere uitkomst. De Raad veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.100,- bedroegen, en het griffierecht van € 172,- moest ook worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen konden binnen zes weken in cassatie gaan.