ECLI:NL:CRVB:2020:1614
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het medisch onderzoek en de beëindiging van het recht op ziekengeld in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich op 25 september 2015 ziek meldde met rugklachten, had in eerste instantie recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het Uwv beëindigde echter haar recht op ziekengeld per 24 oktober 2016, omdat zij meer dan 65% van haar loon kon verdienen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar lichamelijke en psychische klachten, waaronder een later vastgestelde hernia. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de beroepsgronden van appellante niet slagen. De Centrale Raad onderschrijft dit oordeel en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeert dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld van appellante heeft beëindigd, en dat de FML van 28 juli 2016 in voldoende mate rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellante. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om medische informatie aan te leveren ter ondersteuning van hun claims.