ECLI:NL:CRVB:2020:1613
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van het besluit van 26 juli 2016 inzake arbeidsongeschiktheid en Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante, die zich op 14 juni 2013 ziek meldde met schouder- en voetklachten, had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv weigerde haar een uitkering op basis van de Wet WIA toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een ziekmelding op 22 maart 2016 en een onderzoek door een verzekeringsarts op 26 juli 2016, werd haar Ziektewetuitkering beëindigd. Appellante stelde dat er nieuwe medische feiten waren die haar arbeidsongeschiktheid onderbouwden, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond.
De rechtbank oordeelde dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een andere beslissing rechtvaardigden. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt, maar het Uwv bleef bij zijn eerdere beslissing. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het verzoek van appellante om terug te komen van het besluit van 26 juli 2016 terecht was afgewezen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.