ECLI:NL:CRVB:2020:1521
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening met terugwerkende kracht na verkrijging verblijfstitel
Op 6 juli 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) op 15 februari 2018, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat zij niet beschikte over een verblijfstitel. Op 27 maart 2018 verleende de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid haar een verblijfsvergunning met terugwerkende kracht tot 8 oktober 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag gedeeltelijk gegrond verklaard en bijstand toegekend vanaf 15 februari 2018.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, verwijzend naar de vaste rechtspraak van de Raad dat bijstandsverlening met terugwerkende kracht mogelijk is indien aan een vreemdeling met terugwerkende kracht een verblijfvergunning is verleend. Echter, appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in de periode van 8 oktober 2014 tot 15 februari 2018 kosten voor levensonderhoud heeft gemaakt die nog niet zijn vergoed.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij psychische klachten heeft en in de nachtopvang verbleef, maar de Raad heeft geoordeeld dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om aan te tonen dat zij kosten heeft gemaakt voor levensonderhoud in de relevante periode. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep verworpen, zonder veroordeling in de proceskosten.