ECLI:NL:CRVB:2020:1504

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
19/2071 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg van 9 april 2019. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) geweigerd omdat zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. De appellant voerde aan dat zijn beperkingen waren onderschat, met name zijn psychische klachten en fysieke klachten aan zijn rechterarm en knieën. Hij verzocht om een onafhankelijke verzekeringsarts om zijn belastbaarheid vast te stellen en om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente. De Raad oordeelt echter dat er geen nieuwe medische informatie is ingebracht die aanleiding geeft tot een ander oordeel over de belastbaarheid van de appellant op de datum in geding, 24 augustus 2017. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de geduide functies geschikt zijn voor de appellant. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, evenals het verzoek om benoeming van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in de uitspraak zijn weergegeven.

Uitspraak

19 2071 WIA-PV

Datum uitspraak: 10 juli 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 april 2019, 18/608 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Zitting heeft: M. Schoneveld
Griffier: C.I. Heijkoop
Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het Uwv heeft, na medisch en arbeidskundig onderzoek, bij besluit van 6 september 2017, gehandhaafd bij besluit van 12 februari 2018 (bestreden besluit), geweigerd aan appellant met ingang van 24 augustus 2017 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toe te kennen omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op minder dan 35%.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank vastgesteld dat in het kader van het hoger beroep van appellant in de procedure 15/3325 WIA (uitspraak van 3 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1148) op verzoek van de Raad door psychiater dr. M.J.A. Tijssen op 29 juni 2018 een rapport is opgesteld en op 19 oktober 2018 een nadere reactie door deze deskundige is gegeven. De bevindingen van de deskundige zijn ook van toepassing op de datum in geding in onderhavige procedure, 24 augustus 2017. Uit het deskundigenrapport van 29 juni 2018 blijkt dat bij appellant sprake is van een aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken en vermoedelijk ook sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is geweest en dat er geen reden bestaat om aan te nemen dat de mogelijkheden en beperkingen van appellant op onjuiste wijze in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 juli 2017 zijn neergelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 2 februari 2018 en 26 november 2018 op basis van eigen onderzoek, de informatie van de neuroloog en de orthopedisch chirurg en het deskundigenrapport van psychiater Tijssen gemotiveerd dat in de FML van 12 juli 2017 met de lichamelijke en psychische klachten van appellant voldoende rekening is gehouden. Ten aanzien van de psychische klachten heeft hij verder aangegeven dat er geen aanleiding is om beperkingen in rubriek 1 van de FML, persoonlijk functioneren, op te nemen, omdat er geen sprake is van een ernstige psychische stoornis en er onvoldoende aanwijzingen zijn voor een persoonlijkheidsstoornis in engere zin. Ook volgt de rechtbank de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat de geduide functies geschikt zijn voor appellant. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting ten grondslag kunnen leggen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat. De rechter elleboog- en schouderklachten beperken appellant ernstig in het belasten van zijn rechterarm. Verder beperken zijn knieklachten het lopen en staan. Daarnaast heeft appellant forse psychische klachten die hem beperken in het vasthouden en verdelen van aandacht en het samenwerken. Appellant is nu voor zijn psychische klachten in behandeling bij een psychiater. Appellant heeft verder aangevoerd dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten omdat zijn belastbaarheid daarin wordt overschreden. Appellant verzoekt een onafhankelijke verzekeringsarts te benoemen om zijn belastbaarheid vast te stellen. Appellant verzoekt tevens om vergoeding van de wettelijke rente.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4.1.
De gronden in hoger beroep zijn in essentie een herhaling van de gronden in beroep. Er is geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, hiervoor onder 2 weergegeven. Daar voegt de Raad aan toe dat appellant in hoger beroep geen medische informatie heeft ingebracht die aanleiding geeft tot een ander oordeel over zijn belastbaarheid op de datum in geding, te weten 24 augustus 2017. Omdat geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv, ziet de Raad geen aanleiding voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente wordt daarom afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier. Het lid van de enkelvoudige kamer.
(getekend) C.I. Heijkoop (getekend) M. Schoneveld