In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een bezwaar van appellanten tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een uitkering op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren had het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden van bezwaar te laat waren ingediend. Appellanten hadden verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden, en het college had dit uitstel verleend zonder opnieuw te wijzen op de mogelijkheid van niet-ontvankelijkheid bij overschrijding van de termijn. De Raad oordeelde dat het college hiermee niet voldeed aan de zorgvuldigheidsvereiste, omdat appellanten niet adequaat waren geïnformeerd over de gevolgen van het niet tijdig indienen van de gronden. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en droeg het college op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellanten.