ECLI:NL:CRVB:2020:1466
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten babyuitzet en verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 21 maart 2001 bijstand ontvangt, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van babyspullen en voor de kosten van de eerste huur en stofferingskosten bij het betrekken van een nieuwe woning. De aanvragen werden door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen, omdat de kosten niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft de beroepen tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
De Raad overweegt dat bij de beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand eerst moet worden vastgesteld of de kosten zich voordoen en of deze noodzakelijk zijn. Vervolgens moet worden beoordeeld of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In dit geval heeft de Raad geoordeeld dat appellante had kunnen reserveren voor de kosten van de babyuitzet, aangezien zij al lange tijd bijstand ontving en de aanstaande gezinsuitbreiding voorzienbaar was. Ook voor de verhuizing waren er geen bijzondere omstandigheden die een plotselinge verhuizing noodzakelijk maakten. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en wijst de hoger beroepen af.
De uitspraak benadrukt dat het aan de aanvrager is om aan te tonen dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.