12/1416 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 22 december 2011, 11/4605 (aangevallen uitspraak)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (college)
Datum uitspraak: 19 februari 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Kuijper, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2013. Voor appellant is mr. Kuijper verschenen. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant en zijn vriendin ontvangen sedert 6 augustus 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. Appellant heeft op 12 november 2010 bijzondere bijstand op grond van de WWB gevraagd voor legeskosten van een aanvraag om naturalisatie. Tevens heeft appellant op 6 december 2010 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van een kinderwagen, babykleding en een kinderbed vanwege de te verwachten geboorte van zijn tweede kind.
1.2. Bij besluit van 17 december 2010 heeft het college appellant bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van babykleding tot een bedrag van € 145,--.
1.3. Het college heeft bij afzonderlijke besluiten van 17 december 2010 de aanvraag om bijzondere bijstand voor de overige kosten van de babyuitzet en de legeskosten afgewezen.
1.4. Bij besluit van 12 april 2011 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 17 december 2010 inzake de kosten van de babyuitzet en de legeskosten ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft aangevoerd dat de legeskosten en de kosten van de babyuitzet noodzakelijke kosten zijn die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Deze kosten kunnen door appellant niet uit het eigen inkomen worden voldaan.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. Volgens vaste rechtspraak (CRvB 3 augustus 2010, LJN BN3905, en 23 augustus 2011, LJN BR5604) behoren legeskosten tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die een betrokkene in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten voorvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.1.2. Appellant heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd.
4.2.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.2. Het college gaat ervan uit dat in het geval betrokkenen bijstand ontvangen naar de norm voor gehuwden de kosten van een babyuitzet tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dienen te worden gerekend, die betrokkenen in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te voldoen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Dat uitgangspunt is gelet op 4.2.1 juist.
4.2.3. Vanaf 6 augustus 2009 ontvingen appellant en zijn vriendin bijstand naar de norm voor gehuwden. Vanaf het moment dat de vriendin van appellant zwanger was, konden appellant en zijn vriendin voorzien dat zij kosten zouden kunnen maken dan wel kunnen betalen door middel van gespreide betaling achteraf. Zij hadden dan ook voor deze kosten kunnen reserveren, dan wel kunnen betalen door middel van gespreide betaling achteraf. Appellant heeft geen omstandigheden aangevoerd, die kunnen worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden als bedoeld onder 4.2.2.
4.3. Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en M. Hillen en Y.J. Klik als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2013.