ECLI:NL:CRVB:2020:1397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op heropening WAO-uitkering wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante had een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) die op 3 juni 2012 was ingetrokken omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellante meldde op 9 oktober 2017 een toename van arbeidsongeschiktheid met ingang van 7 september 2016, maar het Uwv weigerde haar een WAO-uitkering toe te kennen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had gedaan. De verzekeringsarts had geconcludeerd dat er geen periode van toegenomen arbeidsongeschiktheid van vier weken was, wat vereist is voor heropening van de WAO-uitkering. Appellante had aangevoerd dat er wel degelijk sprake was van een verslechtering van haar situatie, maar de Raad volgde het standpunt van het Uwv dat de toename van arbeidsongeschiktheid niet langer dan vier weken had geduurd. De informatie van de GGZ en andere medische gegevens ondersteunden dit oordeel niet voldoende.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 juli 2020.