ECLI:NL:CRVB:2020:1363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over arbeidsvermogen en Wajong-uitkering na visuele stoornis
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon, met ingang van 1 januari 2018. Appellante, geboren in 1982, ontvangt sinds 2000 een Wajong-uitkering vanwege een visuele stoornis. Het Uwv heeft na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen heeft. Dit besluit is door appellante bestreden, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Appellante herhaalt in hoger beroep haar standpunt dat zij geen arbeidsvermogen heeft door haar ernstige visuele stoornis en een depressieve stoornis. Het Uwv heeft in zijn verweerschrift verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen heeft. De Raad stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de medische informatie geen belemmeringen voor arbeidsvermogen aantoont. Appellante kan ondanks haar visuele handicap zelfstandig huishoudelijke taken uitvoeren en is in staat om een uur aaneengesloten te werken. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen nieuwe informatie is die het standpunt van het Uwv ondermijnt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.