ECLI:NL:CRVB:2020:1356

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
19/2130 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluiten van de korpschef van politie inzake functieplaatsing en toekenning van OVW-periodieken

Op 2 juli 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de korpschef van politie met betrekking tot de functieplaatsing en toekenning van Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW)-periodieken aan betrokkenen, [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van eerdere besluiten van de korpschef, waarbij betrokkenen met terugwerkende kracht zijn geplaatst in de LFNP-functies van Operationeel Specialist B en C. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de beroepen van betrokkenen gegrond verklaard, maar de korpschef betoogde in hoger beroep dat de rechtbank buiten de omvang van het geding was getreden door ook de besluiten van 20 april 2017 in de beoordeling te betrekken. De Raad oordeelde dat dit betoog slaagde, omdat de besluiten van 20 april 2017 niet in de onderhavige procedures konden worden aangevochten. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraken, behalve de beslissingen over proceskosten en griffierecht, en verklaarde de beroepen gegrond. De Raad oordeelde dat de korpschef de bestreden besluiten niet langer handhaafde en dat de nadere besluiten 2 volledig tegemoetkwamen aan de bezwaren van betrokkenen. De korpschef werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen, die in totaal € 2.362,50 per persoon bedroegen.

Uitspraak

19.2130 AW, 19/2131 AW, 19/3358 AW, 19/3360 AW, 20/1585 AW, 20/1586 AW

Datum uitspraak: 2 juli 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van 17 april 2019, 18/1170 en 18/1171 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
de korpschef van politie (korpschef)
[betrokkene 1] te [woonplaats 1] en [betrokkene 2] te [woonplaats 2] (betrokkenen)
PROCESVERLOOP
Ingevolge artikel IV, onder e, sub 1, van de Wet van 25 mei 2016 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel (Stb. 2016, 203) is in dit geschil met ingang van 1 januari 2017 de korpschef in de plaats getreden van het college van bestuur van het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut, Politie onderwijs- en kenniscentrum (college), ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) het college verstaan.
De korpschef heeft hoger beroepen ingesteld.
Namens betrokkenen heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, verweerschriften ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft de korpschef op 19 juni 2019 nieuwe beslissingen op bezwaar (nadere besluiten 1) genomen.
De korpschef heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2020. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot en mr. P.J.C. Garrels. Betrokkenen zijn verschenen, bijgestaan door mr. W. de Klein, kantoorgenoot van mr. Dammingh.
Het onderzoek is heropend na de zitting.
De korpschef heeft op 31 maart 2020 nieuwe beslissingen op bezwaar, ten aanzien van [betrokkene 2] verbeterd op 20 april 2020, (nadere besluiten 2) genomen.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een (nader) onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Daartoe is een stelsel van (uiteindelijk) 92 functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per functie. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en is vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, nr. 13079). Het LFNP is onderverdeeld in de domeinen Leiding, Uitvoering en Ondersteuning. Functies die zijn ingedeeld in het domein Uitvoering geven recht op periodieken voor Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW).
1.2.
Medio 2013 heeft de korpschef alle medewerkers van de Nationale Politie per brief geïnformeerd dat de vertraging in de toekenning van LFNP-functies geen financiële gevolgen heeft. Uitkering van financiële aanspraken, die samenhangen met de toekenning van een LFNP-functie, vindt met terugwerkende kracht plaats, aldus de korpschef.
1.3.
Betrokkenen zijn tot de invoering van het LFNP werkzaam geweest bij de Politieacademie in de voormalige (korps)functie van Docent C (MBO). Bij besluiten van
16 december 2013 zijn zij met ingang van 1 januari 2012 overgegaan naar de LFNP-functie van Docent C, ingedeeld in het domein Ondersteuning, met als vakgebied Docenten. Deze functie geeft geen recht op OVW-periodieken.
1.4.
Bij brief van 23 september 2014 heeft de voorzitter van het college van bestuur van het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie de voormalige Minister van Veiligheid en Justitie (minister) verzocht om in het LFNP enkele aanpassingen aan te brengen die samenhangen met de inrichting van de Politieacademie, onder meer omdat in het LFNP onvoldoende rekening is gehouden met het geven van politieonderwijs in de operationele uitvoeringspraktijk door executieve politieambtenaren.
1.5.
Besluitvorming hierover in het Centraal Georganiseerd Overleg Politie heeft uiteindelijk geleid tot de Regeling van 11 april 2017, houdende wijziging van de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2017, nr. 22386). Bij de eerstgenoemde regeling (Regeling), voor zover hier van belang, zijn het vakgebied Operationele Begeleiding, de functies Operationeel Begeleider A en Operationeel Begeleider B en de werkterreinen Gewelds- en Gevaarsbeheersing en Rijvaardigheid en Rijveiligheid toegevoegd aan het LFNP. De kerntaak van de functies Operationeel Begeleider A en Operationeel Begeleider B betreft het trainen, begeleiden en coachen van politiemedewerkers en teams tijdens de uitvoering van hun operationele werkzaamheden in de openbare ruimte. Genoemde regeling is op 25 april 2017 in werking getreden en werkt terug tot en met 7 juli 2016.
1.6.
Bij besluit van 25 november 2016 heeft de korpschef [betrokkene 2] als functievolger met ingang van 1 januari 2017 geplaatst in de functie van Docent D, gewaardeerd in salarisschaal 11.
1.7.
De korpsleiding heeft op 3 januari 2017 besloten om Docenten Integrale Beroepsvaardigheidstraining (IBT) en Rijvaardigheid en Rijveiligheid die vanaf 1 januari 2015 (ingangsdatum ‘IBT-nieuwe stijl’) daadwerkelijk en structureel in de operationele gevaarcontext werkzaam zijn als blijk van waardering een financiële tegemoetkoming toe te kennen ter grootte van de eindejaarsuitkering. Tevens heeft de korpsleiding besloten om medewerkers die per 1 juli 2016 worden geplaatst in de nieuwe LFNP-functie van Operationeel Begeleider (OVW-gerechtigde functie), onder voorwaarden, direct één of meer OVW-periodieken toe te kennen.
1.8.1.
Bij besluiten van 20 april 2017 heeft de korpschef betrokkenen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 geplaatst in respectievelijk de functie van Operationeel Specialist B, gewaardeerd in salarisschaal 10 (De Hoop) en die van Operationeel Specialist C, gewaardeerd in salarisschaal 11 ([betrokkene 2]). Omdat de inhoud van de werkzaamheden van betrokkenen als respectievelijk Docent C (De Hoop) en Docent D ([betrokkene 2]) bij het cluster Bijzondere Opsporing van het team Specialistische Opsporingsondersteuning van het Vakspecialistisch Politieonderwijs valt onder de omschrijving van de functie van respectievelijk Operationeel Specialist B (De Hoop) en Operationeel Specialist C ([betrokkene 2]), worden betrokkenen conform de toezegging van de minister met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 geplaatst in deze functies. Omdat de werkzaamheden van operationeel specialist betrekking hebben op de uitvoering van de executieve politietaak met Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden komen betrokkenen met ingang van dezelfde datum in aanmerking voor OVW-periodieken.
1.8.2.
In de besluiten van 20 april 2017 is tevens vermeld dat aan betrokkenen, omdat de
aanpassing van het functiehuis erg lang heeft geduurd, ook een compensatie
wordt toegekend van enerzijds een eenmalige financiële tegemoetkoming en anderzijds een direct hogere inschaling in de OVW-periodiekenreeks. De berekening van de compensatie wordt in een landelijke werkgroep voor alle in aanmerking komende medewerkers vastgesteld op basis van de periode dat de medewerker sinds de invoering van de OVW-periodieken per
1 januari 2012 als zodanig werkzaam was. Deze compensatie zal met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 aan betrokkenen worden toegekend zodra de landelijke werkgroep de definitieve uitgangspunten heeft berekend en vastgesteld.
1.8.3.
Betrokkenen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 20 april 2017.
1.9.
Bij besluiten van 24 augustus 2017 heeft de korpschef betrokkenen vanwege de lange duur van de procedure tot vaststelling van de functies van Operationeel Specialist B en Operationeel Specialist C een compensatie toegekend.
1.10.
Bij besluit van 15 januari 2018 (bestreden besluiten) heeft de korpschef de bezwaren van betrokkenen tegen de besluiten van 24 augustus 2017 ongegrond verklaard.
2.1.
Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank, met bepalingen over proceskosten en griffierecht, de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de korpschef in zoverre nieuwe beslissingen op de bezwaren neemt met inachtneming van haar uitspraken. De rechtbank heeft aan haar oordeel, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
2.2.1.
De besluiten van 20 april 2017, voor wat betreft de OVW-periodieken, bevatten slechts een aankondiging van nader hierover te nemen besluiten, de besluiten van 24 augustus 2017. Om die reden hebben betrokkenen zich in de onderhavige procedures kunnen verzetten tegen de ingangsdatum van de aan hen toegekende OVW-periodieken, ook al hebben zij geen rechtsmiddelen aangewend tegen de besluiten van 20 april 2017.
2.2.2.
De korpschef komt ten aanzien van de vaststelling van de ingangsdatum van de OVW‑periodieken een grote beslissingsruimte toe. Artikel 9a van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) staat hieraan niet in de weg. De korpschef heeft zich in dit verband ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit dit artikel volgt dat het recht op OVW‑periodieken en de plaatsing onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dat het toekennen van OVW‑periodieken per een eerdere datum dan de ingangsdatum van de plaatsing juridisch niet mogelijk is, berust op een onjuiste rechtsopvatting. Nu de korpschef niet heeft onderkend dat hij beslissingsruimte heeft, heeft hij bij de toekenning van OVW‑periodieken niet alle relevante feiten en omstandigheden betrokken en niet alle betrokken belangen kenbaar afgewogen. Hierdoor is de beslissing om betrokkenen met ingang van 1 januari 2017 OVW‑periodieken toe te kennen onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
2.2.3.
De korpschef dient nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren van betrokkenen tegen de toekenning van OVW-periodieken met ingang van 1 januari 2017. De korpschef zal daarbij in acht moeten nemen dat betrokkenen de werkzaamheden behorende bij de functie van Operationeel Specialist B (lees met betrekking tot [betrokkene 2]: Operationeel Specialist C) feitelijk al vanaf 1 januari 2012 verrichten en voorts dat al in 2014 is onderkend dat de werkzaamheden die betrokkenen feitelijk verrichten niet overeenkomen met de werkzaamheden behorende bij de functie van Docent C MBO waarin betrokkenen in het kader van de LFNP zijn geplaatst.
3. Naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
4.1.
De nadere besluiten 1 en 2 worden, gelet op de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede in de beoordeling betrokken.
De aangevallen uitspraken
4.2.1.
De korpschef heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door de tegen de bestreden besluiten ingestelde beroepen mede gericht te achten tegen de besluiten van 20 april 2017.
4.2.2.
Dit betoog slaagt. Uit artikel 8:69, eerste lid, van de Awb volgt onder meer dat wat betreft het object van het geding en ter zake van de beoordeling door de rechter niet kan worden getreden buiten de reikwijdte en de strekking die het besluit heeft (de zogenaamde ‘buitengrens’). De in beroep bestreden besluiten strekken tot handhaving van de besluiten van 24 augustus 2017. De ingangsdatum van de aan betrokkenen toegekende OVW-periodieken maakt geen onderdeel uit van die besluiten, maar van de besluiten van 20 april 2017. Laatstgenoemde besluiten strekken ondubbelzinnig tot toekenning van OVW-periodieken met ingang van de datum van plaatsing van betrokkenen. Nu daartegen niet is opgekomen kan de bedoelde toekenning niet (alsnog) over de band van de besluiten van 24 augustus 2017 worden aangevochten. De rechtbank heeft de besluiten van 20 april 2017 al met al ten onrechte in haar beoordeling betrokken, nu tegen deze besluiten geen bezwaar is gemaakt. Door in haar uitspraken tevens een oordeel te geven over de ingangsdatum van de aan betrokkenen toegekende OVW-periodieken is de rechtbank buiten de grenzen van de aan haar voorgelegde geschillen getreden, waarmee zij het bepaalde in artikel 8:69, eerste lid, van de Awb niet in acht heeft genomen.
4.3.
De hoger beroepen slagen en de aangevallen uitspraken, behalve de beslissingen over proceskosten en griffierecht, dienen te worden vernietigd. De Raad stelt vervolgens vast dat met het vorenstaande de grondslag aan de nadere besluiten 1 is komen te ontvallen. De Raad ziet daarom aanleiding deze besluiten te vernietigen.
De nadere besluiten 2
4.4.
Bij de nadere besluiten 2 heeft de korpschef betrokkenen (alsnog) in aanmerking gebracht voor een vergelijkbare financiële tegemoetkoming als die betreffende de Operationeel Begeleiders, dit overeenkomstig de uitspraak van de Raad uitspraak van 28 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3820. De aldus aan betrokkenen geboden compensatie is aanzienlijk ruimer van aard dan de compensatie die de korpschef betrokkenen had toegekend bij de besluiten van 24 augustus 2017, zoals gehandhaafd bij de bestreden besluiten.
4.5.
Uit de nadere besluiten 2 volgt dat de korpschef de bestreden besluiten niet langer handhaaft. Dit betekent dat de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond moeten worden verklaard en deze besluiten moeten worden vernietigd.
4.6.
De nadere besluiten 2 komen volledig tegemoet aan de bezwaren van betrokkene. Dit brengt mee dat deze besluiten, gelet op het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, niet (verder) in deze gedingen worden betrokken.
5. Aanleiding bestaat om de korpschef te veroordelen in de (proces)kosten van betrokkenen in bezwaar en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.050,- in bezwaar en op
€ 1.312,50 in hoger beroep, wegens verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.362,50 voor elk van beide betrokkenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • vernietigt de aangevallen uitspraken, behalve de beslissingen over proceskosten en griffierecht;
  • verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de besluiten van 15 januari 2018;
  • vernietigt de besluiten van 19 juni 2019;
  • veroordeelt de korpschef in de kosten van elk van beide betrokkenen tot een bedrag van
€ 2.362,50.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van T. Ali als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2020.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) T. Ali