Op 2 juli 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de korpschef van politie met betrekking tot de functieplaatsing en toekenning van Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW)-periodieken aan betrokkenen, [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van eerdere besluiten van de korpschef, waarbij betrokkenen met terugwerkende kracht zijn geplaatst in de LFNP-functies van Operationeel Specialist B en C. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de beroepen van betrokkenen gegrond verklaard, maar de korpschef betoogde in hoger beroep dat de rechtbank buiten de omvang van het geding was getreden door ook de besluiten van 20 april 2017 in de beoordeling te betrekken. De Raad oordeelde dat dit betoog slaagde, omdat de besluiten van 20 april 2017 niet in de onderhavige procedures konden worden aangevochten. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraken, behalve de beslissingen over proceskosten en griffierecht, en verklaarde de beroepen gegrond. De Raad oordeelde dat de korpschef de bestreden besluiten niet langer handhaafde en dat de nadere besluiten 2 volledig tegemoetkwamen aan de bezwaren van betrokkenen. De korpschef werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen, die in totaal € 2.362,50 per persoon bedroegen.