Uitspraak
18.1804 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich op 25 maart 2009 ziek meldde. Het Uwv had eerder geweigerd appellant een WGA-uitkering toe te kennen, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellant stelde dat zijn gezondheidstoestand was verslechterd en dat het Uwv bij de beoordeling was uitgegaan van een onvolledig dossier. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had verricht. De verzekeringsarts had voldoende informatie om zijn heroverweging te baseren op de beschikbare gegevens, inclusief rapporten van behandelend artsen. Appellant's stelling dat het dossier onvolledig was, werd niet gevolgd. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts inzichtelijk had gemotiveerd waarom appellant niet verdergaand beperkt was dan aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 april 2016. De Raad concludeerde dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de mogelijkheden van appellant niet overschreed.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 juni 2020.