ECLI:NL:CRVB:2020:1292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten en de vaststelling van het persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de appellante die een persoonsgebonden budget (pgb) had ontvangen van CZ Zorgkantoor B.V. voor het jaar 2014, maar niet aan de aan het pgb verbonden verplichtingen heeft voldaan. Het zorgkantoor heeft daarom het pgb op nihil vastgesteld en de onverschuldigd betaalde voorschotten van € 45.819,61 teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad oordeelt dat het zorgkantoor terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het pgb lager vast te stellen en de betaalde voorschotten terug te vorderen. Appellante heeft niet voldoende aangetoond dat zij de zorg daadwerkelijk heeft ingekocht en dat deze zorg voldoet aan de eisen van de AWBZ. De Raad benadrukt dat de bewijslast bij de verzekerde ligt en dat het zorgkantoor bij de afweging van belangen niet onredelijk heeft gehandeld. De uitspraak van de rechtbank wordt volledig onderschreven, en het hoger beroep van appellante wordt verworpen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten, aangezien er geen aanleiding voor bestaat. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.