ECLI:NL:CRVB:2020:117
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- J.L. Boxum
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand en opleggen boete; recht op bijstand niet vast te stellen door stortingen en bijschrijvingen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 22 september 2000 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme tip over mogelijk frauduleus gedrag van appellant, heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van aanzienlijke kasstortingen en bijschrijvingen op hun bankrekeningen. Het college heeft daarop besloten de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en een bedrag van € 34.266,- terug te vorderen. Tevens is er een boete van € 1.670,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting.
De rechtbank heeft in twee aangevallen uitspraken geoordeeld dat de besluiten van het college terecht waren. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij voldoende bewijs hebben geleverd voor de herkomst van de stortingen en dat de intrekking van de bijstand niet evenredig is. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellanten niet in staat zijn geweest om de herkomst van de stortingen en de betalingen aan derden aannemelijk te maken. De Raad bevestigt de oordelen van de rechtbank en stelt vast dat het recht op bijstand in de periode van 1 februari 2014 tot en met 1 juni 2016 niet kan worden vastgesteld. De opgelegde boete wordt eveneens bevestigd, omdat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden.