Op 27 mei 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20-1707 WLZ-VV, waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. Het verzoeker betreft de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2020, terwijl het lopende hoger beroep betrekking heeft op de pgb's voor de jaren 2017 en 2018. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek niet voldoet aan het materiële connexiteitsvereiste, omdat het verzoek om een pgb voor 2020 niet is gekoppeld aan een besluit waartegen beroep is ingesteld. Verzoeker kan tegen de weigering van het zorgkantoor om voor 2020 een pgb te verlenen rechtsmiddelen aanwenden, en kan in dat kader een nieuw verzoek om voorlopige voorziening indienen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.