ECLI:NL:CRVB:2020:1102
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant. De zaak betreft een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 maart 2017, waarin de arbeidsongeschiktheid van appellant werd beoordeeld. De Raad heeft in een tussenuitspraak op 23 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:220) vastgesteld dat het Uwv een nieuw medisch onderzoek moest laten verrichten, waarbij rekening moest worden gehouden met de medische situatie van appellant per 16 mei 2016. Dit was de datum in geding, vastgesteld door de Raad, waarop het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant moest herbeoordelen.
Na het nieuwe onderzoek heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 juli 2015 ook op 16 mei 2016 nog van kracht was. De informatie van psycholoog C. van Harrevelt werd niet als voldoende overtuigend beschouwd om de FML aan te passen. De Raad oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%, en dat de WGA-uitkering terecht is beëindigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verzekeringsgeneeskundige onderbouwing van de beslissing van het Uwv.
De uitspraak concludeert dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd, maar dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.100,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.