ECLI:NL:CRVB:2020:1079
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens niet melden van inkomsten uit pruikenverkoop
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante ontving sinds 4 maart 2015 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Tijdens een gesprek op 12 juni 2018 meldde zij aan haar klantmanager dat zij pruiken voor zichzelf maakte en een onderneming wilde starten. Dit leidde tot een onderzoek door de gemeente Almere naar de rechtmatigheid van de bijstand. De gemeente concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van inkomsten uit de verkoop van pruiken. Op basis van deze bevindingen werd de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken, wat door appellante werd bestreden in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat appellante niet had voldaan aan haar inlichtingenverplichting, ongeacht of haar activiteiten als hobbymatig of bedrijfsmatig konden worden gekwalificeerd. De Raad stelde vast dat appellante geen controleerbare gegevens had over haar inkomsten en dat de gemeente op basis van andere onderzoeksresultaten voldoende grond had voor het besluit om de bijstand in te trekken. Appellante had ook verzocht om rekening te houden met haar bijzondere omstandigheden, maar de Raad vond dat zij niet voldoende had onderbouwd welke gevolgen de intrekking van de bijstand voor haar had. Uiteindelijk bevestigde de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank en werd het hoger beroep afgewezen.