ECLI:NL:CRVB:2016:1804
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkeringen en dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die sinds 12 augustus 2013 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), was in een situatie terechtgekomen waarin haar bijstandsuitkering was opgeschort en later ingetrokken vanwege het ontvangen van studiefinanciering. De gemeente Amsterdam had de bijstand van appellante teruggevorderd over de maanden juni, juli en augustus 2014, omdat zij niet had voldaan aan haar inlichtingenverplichting. Appellante stelde dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, gezien haar persoonlijke omstandigheden, waaronder hoge schulden en het feit dat haar kinderen uit huis geplaatst waren.
De Raad overwoog dat volgens de wetgeving en vaste rechtspraak, dringende redenen voor terugvordering slechts aanwezig zijn bij onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor de betrokkene. De Raad oordeelde dat de door appellante aangevoerde omstandigheden, hoewel ernstig, niet voldoende waren om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde dat de terugvordering een herstelmaatregel is en dat de enkele omstandigheid dat appellante tot een specifieke doelgroep behoort, niet automatisch leidt tot een dringende reden om van terugvordering af te zien. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.