ECLI:NL:CRVB:2020:1039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering en weigering WIA-uitkering wegens niet voldoen aan wachttijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich ziek had gemeld met chronische hoofdpijn- en psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering en de weigering van zijn WIA-uitkering. De Raad oordeelde dat het Uwv de ZW-uitkering terecht had beëindigd, omdat appellant in staat was meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De Raad bevestigde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts de belastbaarheid van appellant correct had ingeschat. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies voor appellant, en de Raad onderschreef dit oordeel. De appellant had in hoger beroep herhaald dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat er meer aandacht had moeten zijn voor zijn fysieke klachten, maar de Raad vond geen reden om af te wijken van de eerdere oordelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.