ECLI:NL:CRVB:2020:1035
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen bij een Wajong-aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, geboren op 13 juli 1993, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen. Het Uwv stelde dat appellante op de beoordelingsdatum geen arbeidsvermogen had, maar dat deze situatie niet duurzaam was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had onderbouwd dat er op de beoordelingsdatum geen sprake was van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hadden de medische situatie van appellante zorgvuldig beoordeeld en vastgesteld dat er behandelmogelijkheden waren die haar situatie konden verbeteren. Appellante had in hoger beroep aanvullende stukken overgelegd, maar deze bevatten geen nieuwe informatie die de eerdere conclusies van het Uwv konden weerleggen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beoordeling. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.