ECLI:NL:CRVB:2020:1030
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake sociale zekerheidswetgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 2 april 2020. Verzoeker had het verzoek ingediend naar aanleiding van de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van 8 september 2017, waarin zijn verzoek om schadevergoeding was afgewezen. Verzoeker stelde dat de Raad ten onrechte had overwogen dat hij geen nieuwe medische gegevens had overgelegd, terwijl hij een rapport van zijn behandelaar en een verslag van een verzekeringsarts uit 2019 had ingediend. Hij voerde ook aan dat het Uwv niet alle relevante stukken had overgelegd in hoger beroep.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak slechts kan worden herzien op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad heeft geconcludeerd dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan deze strikte voorwaarden voldoen. Het verzoek om herziening werd daarom als kennelijk ongegrond afgewezen.
De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, met R.H. Koopman als griffier. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.