Uitspraak
19.2885 AW, 19/3228 AW
OVERWEGINGEN
,is betrokkene met toepassing van de artikelen 26 en 27 van het RDBZ tot de zomer van 2023 geplaatst in de functie van [naam functie 2], schaal 13. Dat betreft een ten opzichte van zijn persoonlijke salarisschaal (schaal 14) lagere gewaardeerde functie. Gelet op artikel 35, vijfde lid, van het RBDZ is hieraan de consequentie verbonden van het verlagen van het persoonlijke schaalniveau naar dat van de nieuw te vervullen functie voor de duur van de plaatsing daarin. De verlaging wordt vormgegeven door een inhouding op de persoonlijke schaal gelijk aan het verschil tussen het salaris dat betrokkene geniet en gaat genieten bij inpassing in de bij de nieuwe functie behorende salarisschaal. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 17 oktober 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 1.050,-;
- bepaalt dat van de minister een griffierecht van € 519,- wordt geheven.