ECLI:NL:CRVB:2020:1009
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanmerken als re-integratiekandidaat na onvoldoende functioneren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 1986 in dienst was bij de gemeente Den Haag, was na een reorganisatie in 2016 geplaatst in een nieuwe functie. Na een beoordelingsgesprek in oktober 2017 werd zijn functioneren als onvoldoende beoordeeld. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft appellant vervolgens aangewezen als re-integratiekandidaat op basis van het Sociaal Beleidskader 2011-2014. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de beoordeling van appellants functioneren in de nieuwe functie in rechte vaststaat, omdat hij geen beroep heeft ingesteld tegen de eerdere beslissing van het college. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de beoordeling onterecht was en dat het college hem om andere redenen, zoals wraak, als onvoldoende heeft beoordeeld. De Raad heeft echter geen bewijs gevonden voor deze beweringen en heeft geconcludeerd dat de besluitvorming van het college niet was ingegeven door een wens om van appellant af te willen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve beoordelingscriteria en de noodzaak voor ambtenaren om aan de gestelde functionele eisen te voldoen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.