ECLI:NL:CRVB:2019:993

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
18/4711 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake vergoeding scootmobiel

Op 14 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/4711 WUV, waarbij het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak werd afgewezen. De verzoekster, woonachtig in Israël, had eerder een verzoek ingediend voor een vergoeding voor de aanschaf van een scootmobiel voor twee personen. Dit verzoek was eerder afgewezen door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank op 10 augustus 2017, omdat de voorziening niet in verband stond met de uit de vervolging voortvloeiende klachten van verzoekster. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid was die een herziening van de uitspraak rechtvaardigde.

Tijdens de zitting was verzoekster niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de stelling van verzoekster, dat de huisarts onjuiste informatie had verstrekt over het gebruik van de scootmobiel, niet voldeed aan de voorwaarden voor herziening zoals beschreven in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de inhoudelijke juistheid van de eerdere uitspraak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De griffier, J. Smolders, en het lid van de enkelvoudige kamer, C.H. Bangma, hebben de uitspraak ondertekend.

Uitspraak

18.4711 WUV-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1748.
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] , Israël (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraak: 14 maart 2019
Zitting heeft: C.H. Bangma.
Griffier: J. Smolders.
Verzoekster is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de genoemde uitspraak van de Raad is beslist op het beroep van verzoekster tegen het besluit van verweerder van 10 augustus 2017. Aan verzoekster is wel een vergoeding toegekend voor aanschaf van een scootmobiel voor één persoon, maar het verzoek om toekenning van een vergoeding voor het aanschaffen van een scootmobiel voor twee personen werd afgewezen op de grond dat die voorziening niet in verband staat met de uit de vervolging voortvloeiende klachten van verzoekster. De Raad heeft de afwijzing niet voor onjuist kunnen houden.
Namens verzoekster wordt gesteld dat de huisarts ten onrechte meldde dat verzoekster zelfstandig de scootmobiel kan gebruiken en dat de huisarts hen nog nooit op de grote scootmobiel heeft gezien.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
In wat namens verzoekster is aangevoerd, heeft de Raad geen feiten of omstandigheden aangetroffen die voldoen aan de in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb omschreven voorwaarden. De stelling van verzoekster dat de verklaring van de huisarts onjuiste informatie bevat, strekt ertoe een discussie over de inhoudelijke juistheid van de uitspraak te openen.
Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van 24 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1570) is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in
artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te openen of om de daarin gedane uitspraak ter discussie te stellen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J. Smolders (getekend) C.H. Bangma
lh