ECLI:NL:CRVB:2018:1748
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vergoeding scootmobiel voor twee personen in verband met verhuizing naar Israël
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1932 en erkend als vervolgde en uitkeringsgerechtigde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), een beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Dit besluit, genomen op 10 augustus 2017, weigerde een vergoeding voor de aanschaf van een scootmobiel voor twee personen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in deze zaak.
Appellante had eerder een vergoeding ontvangen voor een opvouwbare scootmobiel, maar verzocht in januari 2016 om een vergoeding voor een scootmobiel voor twee personen, omdat zij naar Israël zou verhuizen. De Raad oordeelde dat de gevraagde vergoeding niet in verband stond met de uit de vervolging voortvloeiende klachten van appellante. De medische adviezen gaven aan dat er geen noodzaak was voor een tweepersoons scootmobiel, en dat de afwijzing van de vergoeding terecht was.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 31 mei 2018, ondertekend door de rechter en de griffier.