ECLI:NL:CRVB:2019:984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand voor dak- en thuisloze door onduidelijke verblijfssituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich op 13 juli 2015 had gemeld voor bijstandsverlening op basis van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend, maar zijn verblijfssituatie was onduidelijk. Hij had verschillende adressen opgegeven, maar later aangegeven dat hij geen vaste verblijfplaats had en op straat verbleef. De gemeente Amsterdam, via de Dienst Werk en Inkomen (DWI), voerde een onderzoek uit naar zijn woon- en verblijfsituatie, maar kon geen concrete verblijfplaatsen vaststellen. Hierdoor werd zijn aanvraag voor bijstand afgewezen.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij de DWI tijdig had geïnformeerd over zijn veranderde verblijfssituatie en dat het college onvoldoende had gedaan om nadere informatie bij hem op te vragen. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet voldoende controleerbare gegevens had verstrekt over zijn verblijfplaats, wat essentieel is voor het vaststellen van recht op bijstand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor toekenning van schadevergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en controleerbare informatie over verblijfplaatsen voor het verkrijgen van bijstand.