ECLI:NL:CRVB:2019:976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- A.T. de Kwaasteniet
- W.R. van de Velde
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige beoordeling door verzekeringsartsen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die eerder werkzaam was als medewerkster creditmanagement, had zich ziek gemeld met schouderklachten en slaapproblemen. Na een operatie aan haar linkerpols en een daaropvolgende beoordeling door verzekeringsartsen, werd zij geschikt geacht voor haar laatst verrichte arbeid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vervolgens vastgesteld dat appellante per 27 juni 2016 geen recht meer had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen aanknopingspunten waren voor onzorgvuldigheid in het medisch onderzoek.
In hoger beroep heeft appellante haar eerdere gronden gehandhaafd en volhardd in de stelling dat haar beperkingen door het Uwv zijn onderschat. De Raad heeft echter geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsartsen zorgvuldig en volledig is geweest. De rapporten toonden aan dat het dossier grondig was bestudeerd en dat de medische situatie van appellante adequaat was beoordeeld. De Raad heeft de conclusies van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verzekeringsartsen gegevens hebben gemist of dat de medische beoordeling onjuist was. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.