ECLI:NL:CRVB:2019:963
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.C.W. Lange
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake dagloon en IVA-uitkering met betrekking tot achterstallig loon
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de rechtbank het bezwaar van appellant tegen de vaststelling van zijn IVA-uitkering door het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die als slager werkzaam was, had zich ziek gemeld en was op staande voet ontslagen. Hij stelde dat zijn dagloon te laag was vastgesteld omdat zijn werkgever hem niet het loon volgens de CAO Levensmiddelenbedrijf had uitbetaald. De rechtbank oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij de werkgever in het refertejaar had gemaand om het hogere loon uit te keren. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat het Uwv bij de berekening van het dagloon rekening had moeten houden met het achterstallige loon. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De e-mail die appellant in hoger beroep heeft overgelegd, biedt geen nieuwe inzichten, aangezien deze niet van appellant zelf afkomstig is. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.