ECLI:NL:CRVB:2019:950
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van beëindiging vrijwillige verzekering AOW na maximumduur
In deze zaak heeft verzoeker, woonachtig in Marokko, een verzoek tot herziening ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 september 2017. Dit verzoek betreft de beëindiging van zijn vrijwillige verzekering onder de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW), die na een maximumduur van tien jaar in 2013 is beëindigd. De Raad heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, bevestigd dat het bezwaar van verzoeker ongegrond is. De Svb, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, heeft een verweerschrift ingediend en vertegenwoordigde zich tijdens de zitting op 28 februari 2019, waar verzoeker niet aanwezig was.
De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat herziening van een uitspraak alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die niet bekend waren vóór de uitspraak. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij verzekerd wil blijven, maar de Raad oordeelt dat zijn argumenten geen nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn. De Raad benadrukt dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak, maar om onjuist gebleken feitelijke uitgangspunten te corrigeren. Aangezien verzoeker geen nieuwe feiten heeft aangedragen, wordt het verzoek om herziening afgewezen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing op 21 maart 2019 openbaar uitgesproken, waarbij de proceskosten niet zijn toegewezen.