ECLI:NL:CRVB:2019:925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een WAO-aanvraag wegens gebrek aan nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
Op 20 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant had eerder, tot 27 september 1993, een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) ontvangen, maar zijn aanvraag voor een WAO-uitkering werd afgewezen omdat hij niet kon aantonen dat hij op 30 december 1993 verzekerd was voor de ZW. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat appellant niet de gevraagde gegevens had overgelegd. In de bezwaarprocedure werd de aanvraag ook opgevat als een verzoek om terug te komen van een eerder besluit van 3 augustus 1994, maar het Uwv weigerde dit omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en in hoger beroep voerde appellant aan dat hij arbeidsongeschikt was en onder medische behandeling stond. Het Uwv pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak. De Raad overwoog dat het aan appellant was om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan te dragen, maar dat hij hierin niet was geslaagd. De overgelegde medische informatie bood geen bewijs dat appellant op de relevante datum verzekerd was. De Raad concludeerde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht was en bevestigde deze.
De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van nieuwe feiten bij een herhaalde aanvraag en de rol van het bestuursorgaan in het beoordelen van dergelijke aanvragen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.