ECLI:NL:CRVB:2019:916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aanvragen voor individuele inkomenstoeslagen en de verplichtingen van het college
Op 19 februari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 augustus 2017. In deze zaak ging het om de aanvragen van appellanten voor individuele inkomenstoeslagen over de jaren 2014 en 2015. De rechtbank had geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de appellanten deze toeslagen zouden ontvangen. De appellanten stelden dat zij sinds 2014 hadden verzocht om in aanmerking te komen voor de toeslag en dat zij telefonisch contact hadden gehad met het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. Echter, zij konden niet aannemelijk maken wanneer deze telefoongesprekken hadden plaatsgevonden, waardoor het college geen aanleiding had om nader onderzoek te doen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellanten niet hadden aangetoond dat zij waren afgehouden van het indienen van een aanvraag. De stelling van de appellanten dat het college hen had moeten voorlichten over het feit dat zij toeslagen misliepen, werd niet gevolgd. De Raad benadrukte dat het de eigen verantwoordelijkheid van de appellanten is om tijdig een schriftelijke aanvraag te doen. De gronden die in hoger beroep werden aangevoerd, waren in wezen een herhaling van de eerder aangevoerde gronden in beroep, en de rechtbank had deze gemotiveerd weerlegd.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde dat het college de aanvragen om individuele inkomenstoeslagen over de jaren 2014 en 2015 terecht had afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.