ECLI:NL:CRVB:2019:916

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
17/6544 PW -PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanvragen voor individuele inkomenstoeslagen en de verplichtingen van het college

Op 19 februari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 augustus 2017. In deze zaak ging het om de aanvragen van appellanten voor individuele inkomenstoeslagen over de jaren 2014 en 2015. De rechtbank had geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de appellanten deze toeslagen zouden ontvangen. De appellanten stelden dat zij sinds 2014 hadden verzocht om in aanmerking te komen voor de toeslag en dat zij telefonisch contact hadden gehad met het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. Echter, zij konden niet aannemelijk maken wanneer deze telefoongesprekken hadden plaatsgevonden, waardoor het college geen aanleiding had om nader onderzoek te doen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellanten niet hadden aangetoond dat zij waren afgehouden van het indienen van een aanvraag. De stelling van de appellanten dat het college hen had moeten voorlichten over het feit dat zij toeslagen misliepen, werd niet gevolgd. De Raad benadrukte dat het de eigen verantwoordelijkheid van de appellanten is om tijdig een schriftelijke aanvraag te doen. De gronden die in hoger beroep werden aangevoerd, waren in wezen een herhaling van de eerder aangevoerde gronden in beroep, en de rechtbank had deze gemotiveerd weerlegd.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde dat het college de aanvragen om individuele inkomenstoeslagen over de jaren 2014 en 2015 terecht had afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

17.6544 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 augustus 2017, 17/1043 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] en [appellant 2] , beiden te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (college)
Datum uitspraak: 19 februari 2019
Zitting heeft: Y.J. Klik als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: S.H.H. Slaats
Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. drs. ir. G.A.S. Maduro BAMA. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
In geschil is alleen of sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat aan appellanten een individuele inkomenstoeslag over de jaren 2014 en 2015 wordt toegekend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat van zodanige bijzondere omstandigheden niet is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank het volgende van belang geacht. Appellanten hebben aangevoerd dat zij sinds 2014 hebben verzocht om in aanmerking te komen voor de toeslag. Zij stellen in dat kader telefonisch contact te hebben gehad met het college, maar zij hebben op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt wanneer die telefoongesprekken hebben plaatsgevonden. Er bestond voor het college dus ook geen grond om nader onderzoek te doen. De stelling van appellanten dat het college hen had moeten voorlichten over het feit dat zij toeslagen misliepen, wordt niet gevolgd. De in dit kader door appellanten aangehaalde uitspraak van de Raad van 20 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4940), biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat op het college een dergelijke verplichting lag. Het is bovendien de eigen verantwoordelijkheid van appellanten om tijdig een schriftelijke aanvraag te doen.
De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd zijn in de kern een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, waarop dat oordeel rust. Ook in hoger beroep hebben appellanten niet nader kunnen onderbouwen wanneer zij telefonisch contact hebben gehad met het college, met wie toen is gesproken en wat de concrete inhoud van de gesprekken is geweest. Daarmee hebben appellanten dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij zijn afgehouden van het indienen van een aanvraag.
Dit betekent dat het college de aanvraag om een individuele inkomenstoeslag over de jaren 2014 en 2015 terecht heeft afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.H.H. Slaats (getekend) Y.J. Klik

LO