ECLI:NL:CRVB:2019:87
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een uitkeringsgerechtigde in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als beveiligingsmedewerker werkte, had zich op 4 augustus 2009 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante recht had op een WGA-uitkering, maar na een herbeoordeling in 2015 was haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 52,03%. Appellante was het niet eens met deze herbeoordeling en had hoger beroep ingesteld.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat het Uwv te allen tijde bevoegd is om de mate van arbeidsongeschiktheid te herbeoordelen. De Raad heeft vastgesteld dat de FML van 27 juli 2016, waarin een urenbeperking is opgenomen, inzichtelijk en deugdelijk is gemotiveerd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de medische situatie van appellante zorgvuldig is beoordeeld en dat er geen reden is om aan de conclusies van het Uwv te twijfelen.
De Raad heeft geconcludeerd dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet tot een ander oordeel leiden dan dat van de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 januari 2019.