ECLI:NL:CRVB:2019:865
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van medewerkingsverplichting bij het verstrekken van CIN-nummers in het kader van AIO-aanvulling
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellanten ontvingen bijstand op grond van de Participatiewet in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft het recht op AIO-aanvulling van appellanten opgeschort en later ingetrokken, omdat zij de gevraagde CIN-nummers niet hebben overgelegd. De Svb verklaarde het bezwaar van appellanten tegen deze besluiten ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat de Svb geen zelfstandig onderzoek in Marokko kon doen, waardoor het opvragen van de CIN-nummers niet noodzakelijk was. De Raad heeft echter geoordeeld dat de Svb bevoegd was om het recht op AIO-aanvulling op te schorten en in te trekken, omdat appellanten hun medewerkingsverplichting hebben geschonden door de CIN-nummers niet te verstrekken.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en stelt dat appellanten onvoldoende medewerking hebben verleend aan het onderzoek naar hun vermogen, wat hen verplichtte om de gevraagde informatie te verstrekken. De beslissing van de Svb om de AIO-aanvulling op te schorten en in te trekken wordt daarmee gerechtvaardigd. De uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van S.A. de Graaff als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2019.