ECLI:NL:CRVB:2019:846

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2019
Publicatiedatum
14 maart 2019
Zaaknummer
17-4015 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor tegemoetkoming voor meerkosten van bewassing, energie en kledingslijtage op basis van GGD-advies

In deze zaak heeft appellant op 10 augustus 2016 een aanvraag ingediend voor een financiële tegemoetkoming voor meerkosten van bewassing, energie en kledingslijtage. De Geneeskundige Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD) heeft in een advies geconstateerd dat appellant niet in aanmerking komt voor deze tegemoetkomingen, omdat er geen medische aandoeningen zijn die extra kosten rechtvaardigen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft op basis van dit advies de aanvraag gedeeltelijk goedgekeurd, maar de verzoeken voor extra bewassing, energie en kledingslijtage afgewezen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij het college in zijn besluit heeft gesteund. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij stelde dat het GGD-advies onvoldoende inzichtelijk was en dat er wel degelijk een verband bestaat tussen zijn medische situatie en de gevraagde tegemoetkomingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het GGD-advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep afgewezen.

Uitspraak

17.4015 WMO15

Datum uitspraak: 27 februari 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 april 2017, 17/653 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N. Velthorst, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en desgevraagd nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2018. Namens appellant is mr. Velthorst verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mulders.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 10 augustus 2016 een aanvraag gedaan om een financiële tegemoetkoming voor meerkosten.
1.2.
Bij brief van 26 augustus 2016, aangevuld bij brief van 17 november 2016, heeft de arts indicatie en advies van de Geneeskundige Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD) geadviseerd appellant in aanmerking te brengen voor een tegemoetkoming voor meerkosten van maaltijden. De GGD-arts heeft geadviseerd de tegemoetkoming voor meerkosten van bewassing, energie en kledingslijtage af te wijzen. Volgens de GGD-arts is geen sprake van aandoeningen die extra was teweeg brengen. Verder is appellant niet bekend met aandoeningen (in mobiliteit, koude-tolerantie) waardoor hij hogere stookkosten heeft. Ook is er geen sprake van het gebruik van loophulpmiddelen/rolstoel, een afwijkend looppatroon of een gedragsbeperking die overmatige kledingslijtage veroorzaakt.
1.3.
Bij besluit van 1 september 2016, gehandhaafd na bezwaar bij besluit van 27 december 2016 (bestreden besluit), heeft het college – onder verwijzing naar het GGD‑advies – de aanvraag van appellant om een tegemoetkoming gedeeltelijk toegekend. Aan appellant is een tegemoetkoming verstrekt voor meerkosten van maaltijden van € 15,-, een basiscompensatie van € 25,- en compensatie eigen risico van € 8,25, in totaal € 48,25 per maand. De tegemoetkoming voor extra bewassing, extra energie en extra kledingslijtage is afgewezen. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere individuele medische omstandigheden op grond waarvan de door hem opgevoerde meerkosten voor bewassing, energie en kledingslijtage zich daadwerkelijk voordoen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft het college zijn besluit op het GGD-advies mogen baseren. Dit advies is inzichtelijk en voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Appellant is gezien op het spreekuur en de door appellant overgelegde medische stukken zijn in de beoordeling betrokken. Appellant heeft het GGD-advies onvoldoende weersproken.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellant is de tegemoetkoming voor bewassing, energie en kledingslijtage ten onrechte afgewezen op grond van het GGD-advies. De inzichtelijkheid van het GGD-advies is ondermaats en er bestaat wel verband tussen de medische situatie van appellant en de gevraagde meerkosten, aldus appellant.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Op grond van artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 kan bij verordening worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
4.1.2.
In artikel 4.11, eerste lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 is bepaald dat het college ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie op aanvraag een financiële tegemoetkoming kan verstrekken aan ingezetenen die als gevolg van een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen aannemelijke meerkosten hebben. In het derde lid van deze bepaling is opgenomen dat het college nadere regels stelt over de gevallen waarin een tegemoetkoming kan worden verstrekt, de berekening van de hoogte en de wijze van verstrekking van de tegemoetkoming.
4.1.3.
In artikel 4.12 van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2016 (Nadere regels) is, voor zover hier van belang, vermeld dat het college aan mensen met een chronische ziekte of beperking een vergoeding verstrekt ter bestrijding van aannemelijke meerkosten. De tegemoetkoming kan uit de volgende kostenposten bestaan: basiscompensatie, compensatie verplicht eigen risico zorgverzekering, tegemoetkoming maaltijden, tegemoetkoming energiekosten, tegemoetkoming kosten bewassing en tegemoetkoming kosten ten gevolge van kledingslijtage.
Onder mensen met een chronische ziekte of beperking wordt verstaan: inwoners van de gemeente Amsterdam die blijkens een medische verklaring voor ten minste twaalf maanden zodanig chronisch ziek zijn en/of fysieke of psychische beperkingen ondervinden, dat zij gedurende die periode noodgedwongen extra kosten maken. De samenstelling van de totale vergoeding wordt, voor zover het college dat nodig acht, vastgesteld na het inwinnen van advies van een door het college aangewezen medisch deskundige.
4.1.4.
In paragraaf 9.4.5.2.2 van de Beleidsvoorschriften Werk, Participatie en Inkomen van de gemeente Amsterdam (Beleidsvoorschriften) is ter uitvoering van artikel 4.12 van de Nadere regels, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen. De tegemoetkomingen extra energie, extra bewassing en extra kledingslijtage zijn tegemoetkomingen in alle optredende meerkosten voor energie, bewassing en kledingslijtage die verband houden met een chronische ziekte of beperking. De bedragen van de tegemoetkomingen voor extra energie, extra bewassing en extra kledingslijtage zijn onderscheidenlijk € 20,-, € 10,- en € 13,- per maand. De hoogte van de vergoedingen is afgeleid van gemiddelde algemeen gebruikelijke uitgaven zoals die door het NIBUD zijn vastgesteld.
In paragraaf 9.4.5.2.4 van de Beleidsvoorschriften is opgenomen dat de samenstelling van de totale vergoeding wordt vastgesteld na inwinning van advies bij de GGD over de noodzaak. Naar aanleiding van het GGD-advies over het aantal noodzakelijke tegemoetkomingen wordt dan een eindbedrag vastgesteld.
4.2.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het GGD-advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en inzichtelijk is. De GGD-arts heeft appellant op het spreekuur gezien en heeft de medische informatie van appellant in zijn beoordeling betrokken. Niet is gebleken dat aan de juistheid van het GGD-advies moet worden getwijfeld. Hiervoor is van belang dat appellant geen nadere medische informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat de medisch adviseur de medische situatie onjuist heeft ingeschat en dat appellant als gevolg van zijn medische situatie meerkosten heeft voor energie, bewassing en kledingslijtage.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner als voorzitter en D.S. de Vries en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2019.
(getekend) M.F. Wagner
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

IJ