Uitspraak
18.2901 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 512,-;
- bepaalt dat de Staat aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,-
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die een WIA-uitkering ontving, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering eindigde en dat hij in aanmerking kwam voor een WGA-vervolguitkering. De rechtbank had eerder het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn was geschonden door de rechtbank met 2 jaar en 8 maanden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 3.000,- die de Staat moest betalen. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant, begroot op € 512,-, toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige behandeling van rechtszaken en de gevolgen van vertraging voor de betrokken partijen.