ECLI:NL:CRVB:2019:788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging loongerelateerde WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de loongerelateerde WGA-uitkering van appellant, die zich op 3 september 2009 ziek meldde met recidiverende lage rugklachten en later psychische klachten ontwikkelde. Het Uwv had in 2011 vastgesteld dat appellant recht had op een WGA-uitkering, maar trok deze in 2013 in, omdat de arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou zijn. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat zijn psychische klachten onvoldoende waren onderzocht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het deskundigenrapport van verzekeringsarts Greveling-Fockens blijk gaf van een zorgvuldig onderzoek. De Raad volgde de conclusies van de deskundige, die stelde dat appellant op de datum in geding meer beperkt was dan eerder vastgesteld. De Raad oordeelde dat de FML van 3 juni 2013 niet voldoende rekening hield met de psychische klachten van appellant, en dat de arbeidsdeskundige nieuwe functies had geselecteerd die in overeenstemming waren met de aangepaste belastbaarheid.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. De Raad bepaalde dat het recht op loongerelateerde WGA-uitkering eindigt op 1 november 2013 en dat het Uwv in de proceskosten van appellant wordt veroordeeld. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 februari 2019.