ECLI:NL:CRVB:2019:744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand op basis van onduidelijke woonsituatie van een dak/thuisloze
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich had aangemeld voor bijstand op basis van de Participatiewet, had een onduidelijke woonsituatie opgegeven. Hij had verklaard op verschillende adressen te verblijven, maar tijdens een onderzoek door de Dienst Werk en Inkomen (DWI) bleek dat hij niet op de opgegeven adressen verbleef. De DWI had op basis van verklaringen van de moeder en schoonzus van de appellant geconcludeerd dat hij niet op de opgegeven adressen sliep. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag om bijstand afgewezen, omdat de appellant onvolledige inlichtingen had verstrekt. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij wel degelijk juiste informatie had verstrekt en dat het onderzoek van de DWI onzorgvuldig was. De Raad oordeelde dat het aan de appellant was om aannemelijk te maken dat hij een zwervend bestaan leidde en dat hij niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn feitelijke verblijfplaats. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen. De Raad benadrukte dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld als de aanvrager niet voldoet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting.