ECLI:NL:CRVB:2019:739
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- E. Dijt
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies na hersenschudding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een werkneemster die op 27 november 2013 uitviel voor haar werk als hoofd avond- en weekenddiensten vanwege klachten na een hersenschudding. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat de werkneemster recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 63,23%. Zowel de werkneemster als de werkgever maakten bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot een herziening van het percentage naar 69,68%.
De rechtbank had het beroep van de werkgever tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de conclusies van de verzekeringsartsen over de beperkingen van de werkneemster juist waren. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor het vaststellen van meer beperkingen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 maart 2016 was aangenomen. In hoger beroep herhaalde de werkgever haar gronden en voerde aan dat de werkneemster meer beperkingen had dan vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts afdoende had gemotiveerd dat de bevindingen van het neuropsychologisch onderzoek en het rapport van de revalidatiearts geen aanleiding gaven voor het vaststellen van meer beperkingen. Ook werd vastgesteld dat de geselecteerde functies de belastbaarheid van de werkneemster niet overschreden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.