ECLI:NL:CRVB:2019:738
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- E. Dijt
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de passendheid van de functie huishoudelijk medewerker gebouwen voor WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van een werkneemster die een WIA-uitkering heeft aangevraagd. De werkneemster, die als Verzorgende C werkzaam was, had zich ziek gemeld met spanningsklachten en had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Het Uwv had vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid 36,57% was, maar na bezwaar van de werkgever werd dit verlaagd naar 35,18%. De rechtbank verklaarde het beroep van de werkgever tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft de werkgever betoogd dat de functie van huishoudelijk medewerker gebouwen ten onrechte niet passend is geacht. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat deze functie niet geschikt is voor de werkneemster, omdat het een solistische functie betreft. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en benadrukt dat de werkneemster in deze functie niet altijd de mogelijkheid heeft om terug te vallen op collega's of leidinggevenden, wat essentieel is gezien haar beperkingen. De uitspraak bevestigt dat de functie niet voldoet aan de vereisten voor de werkneemster, waardoor het hoger beroep niet slaagt.