Uitspraak
12 september 2016, 15/7358 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De zaak betreft een hoger beroep van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 12 september 2016 in de zaak met nummer 15/7358 een beslissing genomen, waartegen de Raad van bestuur in hoger beroep ging. Echter, op 13 september 2018 trok de appellant het hoger beroep in. Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. van Dam, verzocht de appellant om veroordeling in de proceskosten en schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de procedure van ontvangst van het bezwaarschrift op 14 juli 2014 tot de uitspraak op 28 februari 2019 meer dan vier jaar heeft geduurd, wat de redelijke termijn overschrijdt. De Raad heeft de appellant veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan betrokkene voor immateriële schade, alsook tot vergoeding van de proceskosten van € 512,-. De uitspraak is gedaan in het openbaar en ondertekend door de voorzitter M.M. van der Kade en griffier L.R. Carlier.