ECLI:NL:CRVB:2019:693

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
16/3008 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor een gesloten gemotoriseerd vervoermiddel op basis van medische noodzaak

In deze zaak heeft appellante, die lijdt aan de chronische spierziekte Myasthenia Gravis en hooikoorts, een aanvraag ingediend voor een Canta, een gesloten gemotoriseerd vervoermiddel, om haar woon-werkverkeer te vergemakkelijken. De aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van het standpunt dat er geen medische noodzaak was voor het gebruik van een Canta, aangezien appellante in staat werd geacht om zich met een scootmobiel te verplaatsen. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat de rechtbank van mening was dat de scootmobiel een adequate voorziening was.

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij zij opnieuw heeft betoogd dat er een medische noodzaak is voor het verstrekken van een Canta. Tijdens de zitting heeft zij aanvullende medische informatie overgelegd, waaruit zou blijken dat haar hooikoorts haar spierziekte verergert, wat haar mobiliteit verder beperkt. Het Uwv heeft echter in hoger beroep opnieuw gesteld dat er geen medische indicatie is voor het verstrekken van een Canta, en dat de klachten van hooikoorts met medicatie te bestrijden zijn.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft beslist dat er geen medische noodzaak is voor het verstrekken van een Canta. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad oordeelde dat de beschikbare medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de stelling van appellante dat haar hooikoorts de gevolgen van haar spierziekte verergeren, en dat de scootmobiel voldoende mogelijkheden biedt voor haar woon-werkverkeer.

Uitspraak

16.3008 WIA

Datum uitspraak: 27 februari 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
23 maart 2016, 15/4255 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.M. Seriese hoger beroep ingesteld en verzocht om veroordeling tot vergoeding van schade.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2018. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Seriese. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. F.A. Steeman.
Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Bij brief van 2 maart 2018 heeft het Uwv de Raad laten weten het in het bestreden besluit ingenomen standpunt ongewijzigd te handhaven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht (nader) ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Appellante is voor 2 à 3 dagen per week werkzaam als receptioniste. Met een aanvraag van 13 november 2014 heeft appellante, die lijdt aan de chronische spierziekte
Myasthenia Gravis en last heeft van hooikoorts, verzocht om voor het woon-werkverkeer in aanmerking te komen voor een zogenaamde Canta, een gesloten gemotoriseerd vervoermiddel, op grond van artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besluit van 6 februari 2015 is dit verzoek afgewezen. Daarbij is overwogen dat appellante om medische redenen niet is aangewezen op “gesloten” vervoer. Appellante wordt in staat geacht om zich met een scootmobiel te verplaatsen. Bij besluit van 3 juni 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv, in overeenstemming met rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 6 mei 2015 en 1 juni 2015, het in het primaire besluit van 6 februari 2015 ingenomen standpunt gehandhaafd en het bezwaar van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
2.1.
In beroep heeft appellante gesteld dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest, dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en dat bij de hoorzitting ten onrechte geen verzekeringsarts en/of arbeidsdeskundige aanwezig is geweest. Zij heeft het standpunt van het Uwv bestreden, dat een scootmobiel voor haar een adequate voorziening is. Naar haar mening dient zij vanwege haar aandoeningen in aanmerking te komen voor een Canta, omdat zij dan minder last heeft van de weersomstandigheden, verkeerslawaai en stress. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft appellante een verklaring van 7 juli 2015 van haar huisarts overgelegd.
2.2.
Nadat de rechtbank het geding op de zitting van 8 oktober 2015 had behandeld, heeft de rechtbank het onderzoek geschorst. Aangezien appellante in het kader van haar aanvraag niet is gezien door een verzekeringsarts en er bij de hoorzitting ook geen verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig is geweest, heeft de rechtbank het uit het oogpunt van zorgvuldigheid noodzakelijk geacht dat appellante alsnog wordt uitgenodigd op het spreekuur van een verzekeringsarts (bezwaar en beroep) en dat de bevindingen van het spreekuuronderzoek alsnog worden betrokken in de besluitvorming.
2.3.
Vervolgens is appellante op 2 december 2015 onderzocht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. In een rapport van dezelfde datum heeft deze arts over de spierziekte van appellante overwogen dat de weersomstandigheden en/of het verkeerslawaai geen rol spelen in het ziektemechanisme en dat klimatologische factoren (airconditioning, verwarming en dergelijke) daarom geen therapeutische of preventieve waarde hebben. Hooikoorts is een vaak voorkomende allergie/overgevoeligheid voor pollen. Dit leidt tot klachten zoals een loopneus, niezen, jeuk, tranende ogen en soms tot een droge keel en kriebelhoest. In het pollenseizoen zijn allergenen overal aanwezig: buiten, in huis en in de auto. Een volledige contactvermijding met allergenen, al dan niet met gesloten deuren/ramen, is praktisch niet haalbaar. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een Canta daarom geen meerwaarde ten opzichte van een scootmobiel en ontbreekt daarom een medische noodzaak voor een Canta. Gelet op dit advies heeft het Uwv bij brief van 3 december 2015 de rechtbank laten weten dat er geen aanleiding is het eerdere bij het bestreden besluit ingenomen standpunt dat appellante niet in aanmerking komt voor een Canta te wijzigen.
2.4.
Op deze brief en het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellante bij brief van 29 februari 2016 gereageerd. Appellante is van mening dat door het Uwv inhoudelijk niet is gemotiveerd dat een scootmobiel de meest adequate voorziening is. Het is van wezenlijk belang dat appellante te allen tijde, ongeacht de weeromstandigheden, ongehinderd haar werkplek kan bereiken. Geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat zij om haar werk te kunnen bereiken een uur moet reizen en dat zij er altijd representatief uit moet zien.
3.1.
De omstandigheid dat appellante, alvorens het bestreden besluit werd genomen, niet is onderzocht door een verzekeringsarts is voor de rechtbank aanleiding geweest om bij de aangevallen uitspraak het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen. Aangezien dit gebrek in beroep is hersteld en de rechtbank zich voorts heeft kunnen verenigen met het door het Uwv in het bestreden besluit ingenomen standpunt dat een medische noodzaak voor het verstrekken van een Canta ontbreekt, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Daarbij is in overweging genomen dat de afstand woon-werkverkeer 6,4 kilometer bedraagt en de scootmobiel een bereik heeft van 12 kilometer zodat de reisafstand met de scootmobiel kan worden afgelegd. De rechtbank heeft voorts niet aannemelijk geacht dat appellante als gevolg van het gebruik van een scootmobiel niet representatief op haar werk zou kunnen verschijnen. Tevens heeft de rechtbank bepalingen gegeven omtrent vergoeding van griffierecht en proceskosten.
4.1.
Appellante heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gelaten. Daarbij heeft zij herhaald dat er een medische noodzaak aanwezig is voor het toekennen van een Canta. Wanneer zij in aanraking komt met de pollen in de lucht krijgt zij een aanval van hooikoorts en deze hooikoorts verergert haar spierziekte met als gevolg dat zij niet meer kan staan. Het is zelfs mogelijk dat in dat geval haar spieren zodanig verslappen dat zij niet in de scootmobiel kan blijven zitten en eraf valt. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft zij nadere medische informatie ingebracht van haar huisarts, medisch adviseur dr. L.J.M. Bollen en behandelend neuroloog prof. dr. J.J.G.M. Verschuuren.
4.2.
Het Uwv heeft in hoger beroep nadere rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd waarin is gereageerd op de gronden van appellante en de nadere medische informatie. Aangezien de gronden van appellante bij het Uwv niet tot een ander standpunt hebben geleid, heeft het Uwv bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Na het verhandelde ter zitting is door het Uwv nog beoordeeld of er alternatieve “maatwerkoplossingen” mogelijk zijn, waarbij aan de standpunten van beide partijen tegemoet kan worden gekomen. Omdat dit niet tot een positief resultaat heeft geleid, dient in dit geding te worden beoordeeld of de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten.
5.2.
In artikel 35 van de Wet WIA is bepaald dat het Uwv aan een persoon als appellante op haar aanvraag een vervoersvoorziening kan toekennen die ertoe strekt dat zij haar werkplek kan bereiken. Ter beoordeling is of het Uwv terecht de aanvraag van appellante om verstrekking van een Canta heeft afgewezen, omdat deze vorm van vervoer gelet op de medische beperkingen van appellante niet noodzakelijk is tot behoud, herstel of bevordering van haar mogelijkheden om te werken, omdat kan worden volstaan met een scootmobiel.
5.3.
Het Uwv heeft erkend dat appellante als gevolg van haar spierziekte mobiliteitsbeperkingen heeft bij onder meer lopen, staan en fietsen en dat deze beperkingen toenemen naarmate appellante meer beweegt, zodat een vervoersvoorziening geïndiceerd is. Het standpunt van het Uwv dat weersomstandigheden en/of verkeerslawaai/stress niet van invloed zijn op haar spierziekte en dat voorzieningen als airconditioning, verwarming en gesloten vervoer geen therapeutische- of preventieve waarde hebben, kan gelet op de beschikbare medische gegevens worden gevolgd. De door appellante ingebrachte informatie geeft geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Dat betekent dat het Uwv terecht tot de conclusie is gekomen dat op grond van alleen de bij appellante bestaande spierziekte geen medische noodzaak voor het verstrekken van een Canta voor woon-werkverkeer bestaat.
5.4.
Voor wat betreft de hooikoorts is het Uwv tot dezelfde conclusie gekomen. Daartoe is in reactie op de ingezonden informatie van de medisch adviseur van appellante door de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat hooikoorts een allergie/overgevoeligheid is voor pollen en dat hooikoortsklachten met de daartoe bestemde middelen te bestrijden zijn. In het pollenseizoen zijn allergenen overal aanwezig. Een volledige contactvermijding met allergenen kan ook in gesloten vervoer niet worden gegarandeerd. Ook dit overtuigend door het Uwv onderbouwde standpunt kan op grond van de beschikbare (medische) gegevens niet voor onjuist worden gehouden.
5.5.
Een medische indicatie voor het verstrekken van de gevraagde voorziening op grond van de beide aandoeningen in onderlinge samenhang bezien ontbreekt eveneens. Daartoe wordt overwogen dat de beschikbare medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de stelling van appellante dat de hooikoorts de gevolgen van haar spierziekte verergeren.
5.6.
Op grond van het voorgaande wordt het oordeel van de rechtbank dat het Uwv terecht heeft beslist dat de medische noodzaak voor het verstrekken van een Canta ontbreekt, onderschreven.
5.7.
Gelet op wat in 5.1 tot en met 5.6 is overwogen slaagt het hoger beroep niet en moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd. Voor toewijzing van de gevraagde schadevergoeding bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk als voorzitter en E.W. Akkerman en
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van P.B. van Onzenoort als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2019.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) P.B. van Onzenoort

VC