ECLI:NL:CRVB:2019:693
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor een gesloten gemotoriseerd vervoermiddel op basis van medische noodzaak
In deze zaak heeft appellante, die lijdt aan de chronische spierziekte Myasthenia Gravis en hooikoorts, een aanvraag ingediend voor een Canta, een gesloten gemotoriseerd vervoermiddel, om haar woon-werkverkeer te vergemakkelijken. De aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van het standpunt dat er geen medische noodzaak was voor het gebruik van een Canta, aangezien appellante in staat werd geacht om zich met een scootmobiel te verplaatsen. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat de rechtbank van mening was dat de scootmobiel een adequate voorziening was.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij zij opnieuw heeft betoogd dat er een medische noodzaak is voor het verstrekken van een Canta. Tijdens de zitting heeft zij aanvullende medische informatie overgelegd, waaruit zou blijken dat haar hooikoorts haar spierziekte verergert, wat haar mobiliteit verder beperkt. Het Uwv heeft echter in hoger beroep opnieuw gesteld dat er geen medische indicatie is voor het verstrekken van een Canta, en dat de klachten van hooikoorts met medicatie te bestrijden zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft beslist dat er geen medische noodzaak is voor het verstrekken van een Canta. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad oordeelde dat de beschikbare medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de stelling van appellante dat haar hooikoorts de gevolgen van haar spierziekte verergeren, en dat de scootmobiel voldoende mogelijkheden biedt voor haar woon-werkverkeer.