ECLI:NL:CRVB:2019:668
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de uitvoering van een eerdere uitspraak inzake bijstandsverlening en arbeidsverhouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen. Het geschil betreft de uitvoering van een eerdere uitspraak van de Raad van 13 maart 2018, waarin het college was opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Appellant, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L.G. Mellens, betwistte de wijze waarop het college de bijstandsverlening had berekend, met name in relatie tot zijn arbeidsverhouding en de inkomsten die hij zou moeten ontvangen. De Raad oordeelde dat de gronden die appellant had aangevoerd niet opnieuw aan de orde konden komen, aangezien de omvang van het geding beperkt was tot de vraag of het college op juiste wijze uitvoering had gegeven aan de eerdere uitspraak. De Raad concludeerde dat het college de bijstandsverlening correct had berekend op basis van de feiten en omstandigheden, en dat het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De Raad benadrukte dat de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn op de rechtsverhouding tussen appellant en zijn werkgever, en dat het college niet onterecht was uitgegaan van de door appellant opgegeven gewerkte uren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.