In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van aanvragen om een ANW-uitkering door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) voor twee appellantes, wier echtgenoten in Marokko zijn overleden. De Raad oordeelde dat de echtgenoten van appellantes op het moment van hun overlijden niet verzekerd waren voor de ANW, noch onder de Marokkaanse wetgeving. De Svb had eerder de aanvragen afgewezen op basis van het feit dat de overledenen niet verplicht of vrijwillig verzekerd waren voor de ANW en dat appellantes geen aanspraak konden maken op artikel 22 van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko, omdat de overledenen op het moment van overlijden niet daadwerkelijk verzekerd waren. De rechtbank had de beroepen van appellantes ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad benadrukte dat de voorwaarden voor aanspraak op uitkeringen aan nagelaten betrekkingen vereisen dat de overledene op het tijdstip van overlijden verzekerd was, wat in dit geval niet het geval was. De Raad verwierp ook de argumenten van appellantes dat de strekking van artikel 22 van het NMV anders zou zijn dan die van andere verdragen, en concludeerde dat de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking komen.