ECLI:NL:CRVB:2019:623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van re-integratie-inspanningen en loonsanctie in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het Uwv, waarbij appellante een loonsanctie was opgelegd. De zaak betreft de re-integratie-inspanningen van appellante voor een werkneemster die sinds 2014 met psychische klachten uitgevallen was. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het Uwv ten onrechte een loonsanctie heeft opgelegd. De Raad concludeert dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de re-integratie-inspanningen van appellante niet toereikend waren. De Raad stelt vast dat er tussen maart en juli 2015 diverse re-integratie-activiteiten zijn ondernomen, maar dat deze geen concrete resultaten hebben opgeleverd. Het Uwv had niet beoordeeld of de activiteiten tot dat moment toereikend waren en heeft enkel een standpunt ingenomen over het stopzetten van de inspanningen vlak voor de indiening van de WIA-aanvraag. Hierdoor is het besluit niet deugdelijk gemotiveerd. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en herroept de loonsanctie, waarbij het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante.