ECLI:NL:CRVB:2019:571
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een bijstandsaanvraag van betrokkenen, die op 31 augustus 2015 hun aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) hebben ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard heeft de aanvraag op 16 december 2015 afgewezen, omdat betrokkenen niet voldaan hebben aan hun inlichtingenverplichting. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd, maar de rechtbank heeft het beroep van betrokkenen gegrond verklaard en het college veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen tot een bedrag van € 990,-.
Het college heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het zich enkel heeft gericht op de proceskostenveroordeling. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkenen niet tijdig de gevraagde bankafschriften hebben overgelegd, wat heeft geleid tot de afwijzing van hun aanvraag. De rechtbank had geoordeeld dat het college gerechtigd was om deze afschriften op te vragen, maar betrokkenen hebben in beroep jaaroverzichten overgelegd, waaruit bleek dat zij hun financiële situatie voldoende duidelijk hadden gemaakt. De Raad oordeelt dat het aan betrokkenen zelf te wijten is dat zij beroep moesten instellen, omdat zij de benodigde documenten niet tijdig hebben ingediend. Hierdoor is de Raad van oordeel dat de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het college is veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan op 19 februari 2019.